‘Er rijdt een meeuw achteruit’

“Wat voor humor had ze?” vraagt mijn vriend. Ik denk even na, probeer herinneringen op te halen van de keren dat mijn moeder moest lachen, en om wie of om wat. Ik hoor haar lach ergens in de verte, als een stem die ik niet direct kan plaatsen. Ik zie ook haar glimlach voor me maar bedenk me dat die herinnering van een foto komt.

Ik schaam me op een vreemde manier, alsof ik me nog precies voor de geest moet kunnen halen waar mijn moeder om moest lachen, welke cabaretier ze graag op tv zag en welke ze liever oversloeg op oudejaarsavond (Youp van ’T Hek, dat weet ik nog wel). Ik schaam me omdat ik niet weet of we dezelfde humor hebben. Ik schaam me omdat ik haar aan het vergeten ben.

In de laatste jaren voor haar dood nam zij veel te weinig plaats in in mijn leven. Ik kon niet voorspellen dat zij kort daarna geen deel meer van mijn leven uit zou maken, en ik me op een dag af zou vragen waar zij eigenlijk om moest lachen.

Ik weet wel waar ze om moest huilen. Als er een ouder stierf van een leerling uit mijn klas. Als ze thuiskwam na slecht nieuws uit het ziekenhuis, tegenover me aan tafel, en ik niet wist hoe ik haar moest troosten. Op momenten dat ik en mijn broer niet thuis waren. De momenten dat ze moest huilen, kan ik me beter voor de geest halen dan de momenten dat ze lachte. Hebben we dat wel genoeg gedaan? Gelachen? 

In de diepte van mijn herinneringen komen er momenten op van vakanties in Frankrijk, een spelletje Party & Co waarbij de tranen over onze wangen rolden. In de auto plaagden mijn broer en ik haar door ‘zeemeeuw’ te blijven herhalen terwijl zij riep dat zeemeeuwen niet bestaan. Ik vraag mijn broer of hij nog iets weet. Hij stuurt me een bericht dat me hardop laat lachen. 

“Weet je nog dat ze een keer zei: ‘er rijdt een meeuw achteruit’? Er was een meeuw die heel regelmatig ‘eek eek eek’ aan het schreeuwen was.”

De dag voordat mijn moeder overleed, zaten we aan tafel en maakte ze een grapje. We moesten allemaal lachen. Op dat moment leek het alsof ze het allemaal zou overwinnen. Een zieke hoort niet grappig te zijn. In plaats daarvan lachten we de absurditeit van de situatie weg. Iets dat we meer dan wat dan ook nodig hadden.

Er is één grap van mijn moeder die ik ooit opgeschreven heb. 

Mijn vader zei: “Ik zag de bezem nog staan.” Waarop mijn moeder reageerde: “En toen dacht je, ik ga een stukje vliegen?”  

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

De beste cafeïnevrije (specialty) coffee in Amersfoort

Ik drink graag koffie, maar de bijwerkingen (hartkloppingen) en de afkickverschijnselen (hoofdpijn), heb ik niet graag. Dus ben ik een aantal jaar geleden overgegaan op decaf koffie. En de cafeïnevrije versie is soms bijna niet meer te onderscheiden van een echte koffie. Na Antwerpen en Amsterdam-West heb ik nu de cafeïnevrije (specialty) koffie in het […]

Read More

Een bezoek aan twee evangelische kerken in Antwerpen

Terwijl het aantal kerkgangers in België daalt, groeit het aantal migrantenkerken gestaag. In Groot-Antwerpen zijn momenteel 165 buitenlandse evangelische kerken, waarvan ongeveer 16 in het district Merksem. Twee van deze gemeenschappen die iedere zondag samenkomen zijn de Faith Foundation en de Presbyterian Church of Cameroon, die ik een bezoek bracht. Rond 11 uur parkeert een […]

Read More

Een rookmelder in ons hoofd

Angst houdt je in leven. Dat wisten onze voorouders al. Ouders zeggen dus best tegen hun kind: “Ik begrijp dat je bang bent, maar je gaat het toch doen,” in plaats van “Wees maar niet bang”. Bang zijn is namelijk een natuurlijke reactie. Het is goed dat we dingen eng vinden. Maar wat gebeurt er in ons lichaam […]

Read More